Wat is een pacemaker?
Een apparaat dat je hart permanent bewaakt. Het merkt abnormaal trage hartritmes op en ziet wanneer de doorgeleiding van prikkels naar de hartkamers vertraagd of geblokkeerd is.
Treedt er een abnormaal hartritme op, dan grijpt de pacemaker meteen in door je hart een elektrische prikkel, die je niet voelt, te geven. Je hartspier trekt dan weer samen. De pacemaker zorgt er dus voor dat je hartfrequentie niet abnormaal traag is of uitvalt. Zolang je hartritme normaal is, is de pacemaker niet actief.
Er bestaat een éénkamer- en een tweekamerpacemaker. De éénkamerpacemaker (VVI) is een toestel verbonden met 1 draad die in de rechterhartkamer wordt geplaatst. Een tweekamerpacemaker (DDD) is een toestel verbonden met 1 draad die in de rechtervoorkamer wordt geplaatst en 1 in de rechterhartkamer. De typische afmetingen van een moderne pacemaker zijn 5 x 5 x 0.6 cm. Naast complexe elektronica heeft een pacemaker ook een (niet-oplaadbare) batterij die minimum een zestal jaar (meestal langer) meegaat.
Hoe verloopt de behandeling?
- Een pacemaker wordt meestal geplaatst onder plaatselijke (lokale) verdoving.
- Na de plaatsing blijf je 1 nacht in het ziekenhuis. De volgende dag wordt 's ochtends de positie van de pacemakerdraden nagekeken.
- Na de plaatsing mag je een maand niet rijden. Je moet in die periode ook voorzichtig zijn met je arm aan de zijde van de pacemakerplaatsing.
- Een eerste (ambulante) controle gebeurt na 4 à 6 weken, vervolgens om de 6 maanden.
- Na een pacemakerplaatsing kan je in principe terug een normaal leven lijden. Je vermijdt wel sterke magnetische velden. In de praktijk is het veilig om aan een normale snelheid door een metaaldetector (luchthaven) te stappen. We raden ook af om je gsm in de borstzak aan de zijde van de pacemaker te plaatsen.