De geluiden die we bij een echografie gebruiken, hebben een dusdanig hoge frequentie dat ze voor de mens niet hoorbaar zijn. We noemen ze ‘ultratonen’ of ‘ultrageluiden’. Ze kunnen zich verplaatsen in het lichaam en weerkaatsen (echo) op de overgang van zachte structuren naar hardere structuren.
Een echo is pijnloos en volstrekt onschadelijk en daarom bijzonder geschikt voor kinderen of zwangere patiënten omdat er geen gebruik wordt gemaakt van ioniserende straling. Met een echo kunnen we wel niet alle delen van het lichaam even goed in beeld brengen omdat de geluidsgolven zeer moeilijk door bot of lucht kunnen dringen. Of we die techniek kunnen toepassen, hangt dus af van wat we precies moeten onderzoeken.
Tijdens een echo kan de radioloog de doppler-techniek toepassen. Dan worden naast de grijswaarden van het echografisch onderzoek ook kleuren afgebeeld en hoorbare geluiden geproduceerd. We gebruiken de doppler-techniek onder andere om bloedvaten te onderzoeken en kunnen zo het ritme en de snelheid van het bloed bepalen.