Een goede 30 jaar geleden werd bij mij een hartkleplekkage vastgesteld. Maar ze veroorzaakte geen klachten en een ingreep zou toen meer kwaad dan goed doen. Ik heb er nooit last van gehad - en ik speelde nochtans intensief volleybal - tot op een warme zomeravond in augustus 2020. Ineens ging het licht even uit: ik viel flauw en werd een paar seconden later badend in het zweet wakker.
Toch maakte ik me geen zorgen. Ik dacht dat ik gewoon last had van de warmte. Omdat mijn huisarts de dag erna niet meteen bereikbaar was, besloot ik te gaan werken. Vlak na de lunch viel ik opnieuw flauw. Mijn collega’s, die wisten dat het de avond ervoor ook gebeurd was, twijfelden geen seconde: ze belden meteen de ambulance die me naar de spoeddienst van AZ Rivierenland bracht. Daar registreerden ze een hartslag van liefst 230 slagen per minuut.
Een week later werd ik overgebracht naar de meer gespecialiseerde dienst Cardiologie van, toen nog, ZNA Middelheim. Daar was ik de dagen voordien ook al geweest voor enkele hartonderzoeken. Ze deden toen een elektrofysiologisch onderzoek om hartritmestoornissen vast te stellen en namen een scan met contrastvloeistof om mijn hartklep in beeld te brengen. De artsen wilden tot in het detail uitspitten wat er mis was. Alle onderzoeken en resultaten werden ook grondig met mij besproken. Op een heldere, verstaanbare manier.
“Anders dan vroeger nemen de artsen vandaag echt de tijd om je de zaken uit te leggen. Ze informeren je over de onderzoeken, vertellen meer over de behandeling, … en dat allemaal in begrijpelijke taal. Steeds eerlijk en transparant. Dat is geruststellend.”
Het was duidelijk: ik moest geopereerd worden. De cardiochirurg liet weten dat er een vervangklep klaar lag, mocht het nodig zijn. Maar hij zou eerst proberen mijn hartklep te herstellen in plaats van te vervangen, omdat je eigen klep een langere levensduur heeft. Hij speelde het klaar: mijn hartklep werd netjes hersteld. Toch moest hij ook al een volgende operatie inplannen, omdat ik ook een belangrijke hartritmestoornis bleek te hebben en er een defibrillator geplaatst moest worden.
En toen waren we er nog niet. Bij de eerste postoperatieve controle merkten ze nog steeds hartritmestoornissen op. Daarom besloten ze om ook nog een ablatie te doen: de ritmestoornis wordt dan ‘weggeschroeid’ met warmte- of koude-energie. Een relatief kleine ingreep met een wereld van verschil. Ervoor dácht ik al dat het goed met me ging, maar het ging pas echt goed na die ablatie. Plots zat ik weer vol energie.
We zijn intussen een dik half jaar verder en stilaan valt alles weer in zijn plooi, maar ik ben nog niet voor de volle 100% terug hoor. Je motor was ‘om zeep’, dat voel je. De eerste dagen na de ingreep leken die paar stappen door de ziekenhuisgang wel een marathon. Maar rustig aan gaat het beter. Waar ik na mijn operatie amper vijf traptreden kon nemen zonder buiten adem te zijn, neem ik de tredes thuis nu al met twee tegelijk.
“Ik heb aan den lijve ondervonden dat een hartprobleem niet het einde van de wereld is.”
Na de ingreep kan je 45 sessies bij het revalidatieteam volgen. Die cardiale revalidatie maakt echt een verschil. Natuurlijk vraagt het inspanningen en kost het tijd, maar het heeft effect: ze duwen je weer in gang. Tijdens mijn eerste ergospirometrietest trapte ik 200 watt. 4 maanden later ligt dat met 225 watt al een goede 10% hoger. Als je weet dat een gemiddelde man op mijn leeftijd 250 watt trapt, dan ben ik trots dat ik daar al bijna ben.
Ik heb aan den lijve ondervonden dat een hartprobleem niet het einde van de wereld is. Ik kan terugblikken op een positief, geruststellend traject, waarbij ik steeds kon rekenen op de juiste mensen die op het juiste moment de juiste acties ondernamen: collega’s die op tijd de ambulance bellen, een cardiochirurg die de hartklep nog kan herstellen in plaats van vervangen, hartritmestoornissen die postoperatief nog gedetecteerd worden, een revalidatieteam dat je blijft opvolgen én aansporen … Fantastisch dat iedereen zo grondig en correct, maar ook zo respectvol en menselijk met me is omgesprongen. Dat maakt dat ik onlangs - blakend van gezondheid - 60 ben mogen worden.